De organisatie van de KNLTB
In 1923 vond een reorganisatie van de (K)NLTB plaats waardoor naast een centrale organisatie ook vier regionale entiteiten ontstonden. Er kwamen vier districten: Noord (Friesland, Groningen en Drenthe), Oost (Gelderland en Overijssel), Zuid (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland) en West (Noord- en Zuid-Holland en Utrecht). Deze indeling werd na hevige kritiek in 1929 alweer vervangen door veertien nieuwe districten die dichter bij de verenigingen moesten staan om zo in heel Nederland de bloei van de tennissport te kunnen bevorderen.
De districten hielden zo veel mogelijk de provinciegrenzen aan maar in drukke tennisgebieden werd daarvan afgeweken. De nieuwe districten waren Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht (inclusief het Gooi, een deel van de Alblasserwaard en de Betuwe langs de spoorlijn Bommel-Culemborg), Noord-Holland (dat later Noord-Holland Noord ging heten en bijna het gehele gebied boven het Noordzeekanaal omvatte), Haarlem (het gebied tussen de Oude Rijn en het Noordzeekanaal), Amsterdam, Den Haag (inclusief Wassenaar, Voorburg en Delft en het achterland tot de Utrechtse grens), Rotterdam (inclusief de Zuid-Hollandse Eilanden en alles ten zuiden van de lijn Hoek van Holland, even boven Gouda, naar de Utrechtse grens), Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. In 1930 gingen Leiden (dit werd in 1965 een zelfstandig district) en Noordwijk over van het district Haarlem naar Den Haag.
Sommige districten maakten direct weer een regionale onderverdeling in kringen, andere deden dat pas na enkele decennia. Pas in deze eeuw werden de districten opgeheven en werden nieuwe regionale verbanden ingesteld, die weer kringen zijn genoemd.
Bondsbureau en beroepsorganisatie
De (K)NLTB had in zijn beginjaren geen echt bondsbureau of beroepsorganisatie. De secretarissen van de bond waren vrijwilligers en deden de administratie thuis. Zij kregen slechts een bescheiden vergoeding voor de gemaakte onkosten. In 1919 werd echter besloten dat secretaris annex wedstrijdleider en competitieleider H. Hoyte Veder een vaste beloning zou ontvangen en dat in zijn woning aan de Albertinestraat in Den Haag een echt Bondsbureau zou komen.
In 1939 zwaaide Hoyte Veder af als secretaris maar hij bleef tot 1946 als bezoldigd administrateur in dienst van de bond, die in dat jaar het predicaat ‘Koninklijk’ verwierf en prins Bernhard der Nederlanden – een neef van de beroemde Duitse tennisspeler en grandslamwinnaar Gottfried von Cramm – als beschermheer kreeg. Door een bombardement van de Britse luchtmacht werd de woning van de administrateur op 3 maart 1945 verwoest. Het Bondsbureau verhuisde vervolgens naar Amsterdam.
In 1946 en 1947 was de heer P.J. Costerus administrateur en vanaf 1948 nam D. Nieman deze functie van hem over. Nieman nam in datzelfde jaar de jonge Otto van der Heul aan. Otto maakte de tocht van het bureau mee naar huurpanden in de Van Baerlestraat, aan het Museumplein en in Buitenveldert en volgde Nieman ten slotte op in 1955. Er werden steeds meer medewerkers aangenomen en Van der Heul kwam uiteindelijk als directeur terecht in het door de KNLTB in eigendom verworven Bondsbureau in Hilversum. In die functie van directeur werd hij in 1974 opgevolgd door Ybo Buruma die op zijn beurt in 1988 het stokje overdroeg aan Martin Mallon. Mallon werd in 1992 opgevolgd door Tames Kokke die in 1998 na een conflict plaatsmaakte voor Evert-Jan Hulshof die het bureau naar Amersfoort verhuisde en de KNLTB de eenentwintigste eeuw binnenloodste.
In de eerste honderd jaar van het bestaan van de tennisbond kwam regelmatig de vraag voorbij of de KNLTB geen eigen nationaal tenniscentrum zou moeten hebben: een accommodatie met overdekte en buitenbanen plus een bondskantoor. Ondanks veel plannen en investeringen lukte dit telkens niet. Pas in 2019 realiseerde de opvolger van Hulshof, algemeen directeur Erik Poel, dan eindelijk een Nationaal Tennis Centrum in Amstelveen.