We hebben een luxeprobleem. Ik had het er in mijn vorige blog al over, maar kom er nog even op terug. Hartstikke mooi natuurlijk een luxeprobleem, maar ‘probleem’ geeft aan dat er wel wat opgelost moet worden. De toestroom aan nieuwe tennissers en padelspelers in ons land is zó enorm dat we hoofdbrekens hebben hoe we die nieuwkomers allemaal aan een leraar kunnen helpen. Jarenlang zijn er tennisleraren gestopt en iets anders gaan doen, maar als je nu tennis- of padelleraar wilt zijn kun je een hele goede boterham verdienen.
Vanuit tennisscholen en verenigingen krijgen we doorlopend de vraag; kan het niet wat sneller of goedkoper met de opleiding van nieuwe leraren? De hamvraag is; wil, kan en mag je je normen verlagen? Tennistraining geven is toch wel wat anders dan de D3 van een voetbalclub trainen. Het blijft een MBO 3 of 4 opleiding en trainer C is zelfs een HBO-opleiding. Je moet gewoon aan een bepaalde standaard voldoen.
Zie daar dus het luxeprobleem. We zijn er druk mee bezig, hebben al veel gedaan en versneld, maar het blijft (altijd) gebalanceerd doorwerken. Altijd afweging tussen kwaliteit en kwantiteit. En kwaliteit van de hele markt is toch het meest duurzaam. Dat hebben we wel geleerd uit het verleden.
Padel is trouwens helemaal niet aan te slepen. Trainers niet en banen ook niet. Meer dan 250 van de 1650 tennisverenigingen in ons land heeft al een padelbaan en dat aantal gaat komende 2 jaar nog wel verdubbelen.
Hé Sjakie, jij bent toch van tennis, hoor ik jullie denken, maar padel is ook honderd procent KNLTB en wat goed is voor de KNLTB is ook goed voor tennis en andersom. We zien wel tennishallen een draai maken naar indoor padelbanen, maar per saldo is het allemaal goed voor de KNLTB aangesloten padel en- tennisspeler; padel groeit tegen de klippen op én tennis kent een geweldige toestroom; mijn focus zit hem in het omarmen van die luxe én doorbouwen. Want het mag niet zo zijn dat padel en tennis straks alleen bekend blijven als coronasporten.
Waardoor padel ineens zo populair is? Het is heel toegankelijk. Het is een pittig spel, maar de spelprincipes zijn erg eenvoudig. Met vier man kun je al heel snel tot leuk spel komen, wat bij tennis toch al weer wat moeilijker is, en voor voetbal of hockey heb je toch minstens 6 tegen 6 nodig. Bij padel kun je al snel een leuk potje spelen en er ontstaan vaak hele gekke verrassende spelsituaties. Ik raak trouwens al snel mijn concentratie kwijt als ik het doe. Ik moet steeds lachen om de situaties die ontstaan en dan slaat sporten bij mij al snel om in vooral plezier maken.
Toen ik dit begon te schrijven dacht ik; wat moet ik in vredesnaam met jullie delen, maar al schrijvend borrelt er steeds meer op. De voorjaarscompetitie is afgeschreven, en àls we al op nog iets hopen is dat misschien nog vijf competitiedagen voor de jeugd vóór de zomervakantie. Maar dat is dan ook het enige.
Intussen is het bij ons één grote squeeze tussen wat je zou willen, wat er mag, wat er kan en wat er verantwoord is. De speldrang is enorm, maar alle belemmeringen zijn een crime.
Wat mag er internationaal met de jeugd aan wedstrijden? Mag je al tegen andere landen spelen of tegen landen waar nog code oranje geldt? En als je al wilt en kan, dan zijn er nog zoveel instanties waar je van afhankelijk bent. Bovendien hoe haalbaar en leuk is het: zonder clubhuizen, zonder terrassen en zonder publiek. Dat is mijn tweede focus op dit moment: de praktijk van competitie, het spelen van wedstrijden en evenementen. Want wedstrijden zijn onmisbaar, je kunt niet blijven trainen om het trainen alleen, je moet uitdagingen hebben.
Dat geldt niet alleen voor onze topspelers, ik heb zelf ook altijd een stok achter de deur nodig. Die heb ik nu trouwens; 17 mei krijg ik les van Bram Meijer, onze beste padelspeler, profspeler. En dan wil Sjakie natuurlijk goed voor de dag komen. Heb ik tenminste iets om me fysiek en mentaal op voor te bereiden. Normaal gebruik ik daar de Wimbledon seniors voor, maar die gaan komende zomer niet door, dus dit komt mooi uit.
En verder? Geen Olympische Spelen voor mij komende zomer. Hoe jammer ik dat ook vind. Er gaat een zo klein mogelijke ploeg naar Tokio en aantoonbare noodzakelijkheid om mee te gaan is er voor mij niet. Het wordt dus een zomer van computer en tv.